Ik ben fietser, actief lid van de Fietsersbond. Logischerwijs betekent dit dat ik redelijk wat fiets. Niet zoveel als sommigen, maar wellicht meer dan de meesten. Onder normale omstandigheden – tot corona de dagelijkse routine dwarsboomde – leg ik zowat 10.000 fietskilometers af per jaar. Dat is meer dan wat ik over diezelfde periode met de auto doe.
Pakweg 2/3 van die afstand bestaat uit woonwerkverkeer. De rest is boodschappen doen, andere functionele verplaatsingen en af ten toe een recreatieve rit. Dan is het logisch dat ik vaak, zoals veel andere fietsers, geconfronteerd wordt met allerlei minder aangename toestanden.
Onlangs weer. Een boodschappenrit, zeg maar ‘rondje Gent’, dat me tegen het einde aan over Gentbruggebrug leidde. Veel fietsers mijden dit punt als de pest en dat is begrijpelijk, maar soms is de omweg veel te groot. Gentbruggebrug dus.
Stel je voor: je duwt stevig op de pedalen, want je moet de brug op. Een gehaaste automobilist komt bergopwaarts naast je rijden, want hij zou wel eens een seconde kunnen verliezen. Eigenlijk verwacht ik dat die automobilist hier helemaal niet bij nadenkt en gewoon die ‘hindernis’ voorbij rijdt. Natuurlijk is het druk, want dat is daar bijna altijd zo. Omdat het bergop is, kon hij (zij) niet zien dat van de andere kant ook een auto(bus) aankwam, dus zodra je met de fiets ter hoogte bent van de passagiersdeur, schuift hij (zij) gehaast naar rechts. Jij ziet een massa staal en glas angstwekkend dichter komen en je hebt geen uitwijkmogelijkheid….

Een variant: ik ben er bijna en rijd dus in de Gentbruggestraat. Van de andere kant komt ook een fietser aangereden met daarachter een auto. Uiteraard beslist de automobilist op dat moment die fietser in te halen. Dat hij tijdens dat maneuver nooit voorbij die fietser kan zijn eer hij bij mij aankomt, speelt blijkbaar geen rol. Dan ziet hij mij (kijken mensen nooit vooruit?) en wijkt snel uit, maar naast hem rijdt die andere fietser. Oeps… (maar de automobilist heeft het vermoedelijk niet eens door)
Nog eentje? We rijden met z’n tweeën, gezellig naast elkaar, ’s avonds laat in een eenrichtingsstraat (in de ‘goede’ richting) met een fietssuggestiestrook. Concreet: dit is de Tweekapellenstraat in Gentbrugge. Achter ons komt een grote SUV, die me op nauwelijks enkele centimeters passeert, terwijl de bestuurder door het open raam roept dat ik ‘op het fietspad’ moet rijden, om nog geen honderd meter verder te stoppen en een passagier uit te laten stappen.
Bedenkingen bij deze situatie:
– het is geen fietspad
– binnen de bebouwde kom mogen we met twee naast elkaar fietsen
– bij het inhalen van een fietser dien je (binnen diezelfde bebouwde kom) minstens een meter afstand te houden
(- wat is het nut hiervan als je iets verder toch moet stoppen?)
Of de zoveelste automobilist – ’t is maar voor een minuutje – die zijn voertuig voor je neus op het fietspad plant. Probeer daar maar eens iets op te zeggen. Je zal het geweten hebben.
Zijn al die situaties dat risico echt waard? En natuurlijk zijn er evengoed fietsers die gevaarlijke dingen doen (door het rood rijden iemand?), maar die brengen vooral zichzelf in gevaar.
Wie vaak fietst, wie veel kilometers aflegt, is wellicht behoorlijk fietsvaardig en assertief. Maar dat kan die automobilist niet zien en daar denkt die waarschijnlijk ook niet over na. Dat betekent dat diezelfde gevaarlijke maneuvers evengoed kunnen uitgehaald worden bij pakweg een kind of iemand die net als volwassene leerde fietsen.
Zijn die imaginaire paar seconden winst echt dat risico waard? En indien we zelf als fietser in de auto stappen, veranderen we dan ook in zo’n stresskonijn dat zo snel mogelijk van A naar B raast? Of denken we dan aan hoe dat aanvoelt als fietser?