Zwanger van een fietsstad? (33): Michel Vuijlsteke

Michel Vuijlsteke (°1970) werkt voor de Directie ICT aan de Universiteit Gent. Daarvóór was hij onder meer user-centred designer en informatiearchitect, en redacteur van het stadsblog Gentblogt. Hij is opgegroeid aan de rand van Sint-Denijs-Westrem, mocht tot zijn 18de niet met de fiets naar school omdat het te gevaarlijk was, en leeft tegenwoordig dicht bij het Baudelopark in het centrum, met zijn vrouw en vier kinderen.

Ik waarschuw jullie op voorhand: ik vrees dat ik niet echt heel veel onderbouwde meningen heb over Gent als fietsstad. Ik voelde me vereerd toen Yves me vroeg een stukje te schrijven, maar ik volg het allemaal niet echt heel hard en ik sta op weinig barrikades.

De fiets is nochtans mijn hoofdvervoermiddel. Ik ben net zoals Anne één van die mensen zonder rijbewijs. Waarom precies is een lang verhaal dat er hier niet toe doet, maar het resultaat is: ik doe al heel mijn leven al mijn verplaatsingen met fiets en openbaar vervoer (en occasionele chauffeur als het niet anders kan).

Ik doe ook niet echt veel gefiets behalve wanneer het nodig is. Dat wil zeggen dat ik niet vreselijk veel opinies heb over de staat van de fietsinfrastructuur behalve op de routes die ik ken: we wonen in het centrum, ik heb een tijd in Brugge en dan in Brussel gewerkt, een aantal jaar aan De Punt, en nu werk ik aan de Universiteit. De laatste maanden ga ik ook dagelijks over en weer naar hospitalen, een tijdje het UZ en tegenwoordig Jan Palfijn. Ik wéét dat er schrijnende toestanden zijn zowat overal, maar ik kom ze gewoon niet echt tegen.

Van de tijd dat ik naar het station moest (Dampoort voor Brugge, Sint-Pieters voor Brussel) stoorde de afgrijselijke parkeersituatie mij het meest. Nooit plaats, altijd wurmen, aan Sint-Pieters ben ik op een paar weken twee nieuwe fietsen kwijtgeraakt, aan de Dampoort hield geen enkele remkabel het langer dan een paar maand uit. Verder was het natuurlijk langs respectievelijk de Dampoort rijden en de omgeving van Sint-Pieters: niet echt het méést fietsvriendelijk van omgeving.

Dat veranderde helemaal toen ik elke dag van het centrum naar De Punt reed en terug: het ene na het andere project waar ik nooit echt hard bij stil had gestaan, dat plots helemaal paste in een soort fietsvriendelijke snelweg waar het meer dan aangenaam rijden was. Dat is iets meer dan tien jaar geleden nu. Ik heb ooit een GoPro op mijn fietshelm gezet en het traject in real time gefilmd, en het blijft een fijne rit:

In volgorde: fiets- en wandelpad langs de Schelde, fietsbrug over de Franse Vaart, fietspaden in het Keizerpark en fietsbrug over de Schelde, fietsstraat aan de Visserij, fietsbrug aan het Veermanplein, samen met de vernieuwde Oude Beestenmarkt ook een heraangelegde Nieuwbrugkaaifietsonderdoorgang aan de Joremaaie, woonerf in de Gelukstraat/Sint-Katelijnestraat. 

Toen allemaal relatief nieuw, en alleen aan het Strop en aan de Tweebruggenstraat kwam ik nog auto’s tegen. (Toegegeven, ik ben een paar keer verkeersgeagresseerd aan de Visserij, maar dat was maar bij hoge uitzondering.)

Nu werk ik aan de Universiteit en is het aan de Sterre te doen, of in de buurt van de Vooruit, of aan het UZ. Rijd ik dus weer in de ‘normale’ infrastructuur, in een stad tussen middeleeuwen en 19de eeuw en jaren-1960 en jaren-nu, waar het allemaal niet zo eenvoudig is om voor alle vervoersmiddellen een en-en-en-beleid te voeren. Maar ik klaag niet. Er is de onderdoorgang aan de Sterre, er zijn fietspaden, er zijn knopjes om een groen licht aan te vragen als het moet, als ik kasseien wil vermijden kan ik kasseien grotendeels vermijden.

Ondertussen word ik wel alsmaar meer een Officieel Oude Mens. Omdat ik de vijftig een eind voorbij ben, maar ook omdat ik redelijk nachtblind ben, en na een spijtig voorval met een ingestorte trap, officieel Gehandicapt. Mindervalide. Andersvalide. Wat de term tegenwoordig ook is. In alle geval: slecht te been en vooral als het donker en nattig is, wordt het allemaal veel minder gemakkelijk. Ik ben dus niet alleen alsmaar meer in het kamp van de mensen die ik al heel mijn volwassen leven hoor klagen van “jamaar jullie gaan ervan uit dat iedereen zomaar met de fiets kan rijden”, maar vooral alsmaar meer in het kamp van mensen die moeten opletten of er gebeuren ongelukken.

Ik ben er tot nog toe relatief gespaard van gebleven. Ik kan mij drie fietsongevallen herinneren, en ik leg de schuld voor alledrie gemakshalve bij de infrastructuur:

  1. Toen ik 17 was klemgereden door een auto tegen een veel te hoog voetpad, over mijn fiets gekatapulteerd en mijn rechterknie helemaal in de verkeerde richting zien buigen. Heeft mij wel voor de rest van mijn schoolcarrière een briefje opgeleverd dat ik niet moest turnen, dus nettowinst.
  2. In het donker (!) terwijl het hard aan het regenen was (!) voorbij de levensgevaarlijke tramsporen aan het Emile Braunplein geraakt, maar dan ontspoord en gepletst wegens die venijnige metalen richel die plots uit de grond opduikt. Kostuumvest en -broek om zeep. Grr.
  1. Meest recent, een paar jaar geleden: toen ik van Gentbrugge naar de Blue Towers aan de Ghelamco-arena moest gaan en de prachtige route langs de Schelde nam, met ergens in het midden die brugonderdoorgang met zo’n ijzeren vloer die meer dan een glijbaan wordt als het maar een beetje vochtig is. Het had geregend. Een fiets stak mij voorbij en raakte mijn fietstas, ik ben uitgegleden, met mijn hoofd tegen het ijzer gebonkt, bril kapot, stuk vlees moeten laten terug vastnieten aan mijn voorhoofd, beetje hersenschudding.

We hebben vier kinderen, die ook al sinds jaar en dag bijna alles met de fiets doen. En ik denk, ik weet eigenlijk wel zeker, dat ze veel beter opgevoed zijn dan ik was: ik ben pas als student met de fiets gaan rijden, zij al van in de kleuterklas. Ik voel mee met An als ze het over het Grote Gevaar heeft, en wij zijn één keer door het oog van de naald gekropen: die keer dat mijn vrouw uitgleed en het alleen maar was omdat onze dochter een helm op had, dat ze er intact is uitgekomen. Maar behalve dat — hout vasthouden — geen incidenten op ondertussen bijna 24 jaar.

Ze zijn dan ook behoorlijk streng opgevoed, als het op fietsen aankomt.

Voorzichtig zijn, verkeersregels, verkeersinzicht, beseffen hoe zwak ze zijn als fietser: het is er serieus ingepeperd. En zelfs als ze aan de andere kant van de Dampoort naar school gingen, hebben ze gelukkig nooit problemen gehad in het verkeer.

Ik heb jaren gereden met aftandse fietsen, met slechte remmen, en met lichten die niet altijd in orde waren. Sinds de kinderen er zijn, die het huis niet verlieten zonder helm, fluohesje, en op fietsen die in orde waren qua remmen en lichten, is mijn fiets ook altijd in orde. En roep ik consequent LICHTEN! naar elke fietser die ik kruis zonder lichten.

Het is misschien wel wat mij het allermeeste stoort aan andere fietsers: geen lichten, te zwakke lichten of net veel te felle halogeenspots die op het aangezicht van tegenliggers gericht zijn. En mensen met knipperlichten. Ik háát knipperlichten met een brandende passie. Ik geef toe: het is persoonlijk — ik hoor dat ze even veilig of zelfs veiliger zou zijn als niet-knipperlichten — maar ik word als bijna nachtblinde mens hypernerveus van fietsen die de ene seconde bestaan en de volgende niet meer en dan weer wel.

Wat ik andere oude mensen hoor vertellen op het internet, dat fietsers levensgevaarlijk zouden zijn en geen enkele verkeersregel zouden respecteren? Mogelijk, maar ik kan er niet echt over meespreken. Ik zie op mijn weg van en naar het werk zowat iedereen proper de regels volgen. Zelfs wat die lichten betreft is het tegenwoordig véél beter dan het vroeger was. Misschien is het omdat ik zoveel ouder geworden ben dat ik het niet meer zie, of heeft de uitvinding van draagbare LED-lichtjes er wat mee te maken, of controlecampagnes van de politie.

Vorige bijdragen in deze reeks hebben het uitgebreid gehad over gebrekkige infrastructuur. Het is nu uiteraard veel beter dan het vroeger was, maar geen mens zal zeggen dat de infrastructuur in Gent perfect is.

Zelfs in en rond het centrum, langs mijn dagelijkse fietsrouters, is het te vaak miserie. Onbestaande fietspaden, in de greppel naast de tramsporen moeten rijden of op hetzelfde rijvak als auto’s en bestelwagens, in het centrum langs toeristen laveren, losliggende stenen en kasseien, verkeerd geparkeerde auto’s, kruispunten zoals aan Duizend Vuren of de Keizerpoort waar ik nooit naar uitkijk, chronisch overvolle fietsenstallingen — een mens kan blijven doorgaan:

Is Gent een fietsstad? Ik heb Gent zeer veel méér een fietsstad zien worden dan ooit tevoren, jazeker. Voor een groot stuk met dank / te wijten aan (schrappen waar je het niet mee eens bent) een stadsbestuur dat zich gehouden heeft aan de beloften in hun verkiezingsprogramma.

Voor een niet-specialist, niet-kenner en min-of-meer-buitenstaander lijkt het nu wel alsof we aan een keerpunt zitten. Heraanleg van kruispunten en wegen, metersbrede fietspaden afgescheiden van de auto’s: ja graag, maar ik zie niet hoe we daar overal plaats voor hebben in het centrum. Meer fietsenstallingen? Akkoord, maar daar moeten dan autoparkeerplaatsen voor sneuvelen en ik hoor het geweeklaag nú al. En hoe moeilijk ligt het niet buiten het centrum, waar er wel plaats is, er nog veel meer werk is, maar waar het lijkt alsof we leven in een wereld waar De Hel Van Watteeuw dé splijtzwam is op mobiliteitsvlak? Misschien ben ik te pessimistisch, maar ik weet niet zeker of er in Het Huidig Politiek Klimaat nog veel appetijt is voor meer fietsinfrastructuur. Ik heb de indruk dat Gent en Vlaanderen en De Lijn en wat er nog van mogelijke betrokken partijen zijn, niet echt aan hetzelfde zeel willen trekken.

Mijn droom is dan ook dat er op een hoger niveau dan Gent wél samen gedacht en gewerkt wordt. Dat mensen met kennis van zaken, gesteund door het bestuur op verschillende niveaus, met open vizier en zonder taboes een visie uitwerken, getoetst aan de realiteit, met input van échte gebruikers, en dan ingrepen bedenken en uitvoeren die ruimer zijn dan hier en daar wat ad hoc gemorrel.

En die ingrepen hoeven niet eens over heel grote of infrastructurele dingen te gaan. Ik weet dat het bijzonder klein en bijna egoïstisch is, maar van alle mogelijke problemen met fietsen in Gent is dit nu mijn grootste, dagelijkse zorg: mijn fiets staat thuis altijd binnen, en als we hard proppen, is er plaats voor een tweede fiets in de gang. Dat wil bij ons zeggen dat er altijd minstens vier fietsen buitenstaan, aan elkaar en de omgeving vastgeketend. Ik overdrijf niet als ik zeg dat we over de jaren misschien wel twintig fietsen hebben moeten kopen. En ik overdrijf ook niet als ik zeg dat elke keer ik ergens naartoe ga met mijn dure elektrische fiets die ik met drie sloten vastmaak, ik bang ben dat hij gestolen zal zijn.

Daar is iets aan te doen. Lokfietsen met pakkans is één ding. Afgesloten fietsenstallingen. Verplichte registratie van fietsen, of misschien een systeem van fietsleasing, of wie weet wat er nog allemaal mogelijk is als er hard over nagedacht wordt.

Niet erg realistisch, natuurlijk, van dat zeel. Een mens kan maar dromen.

Michel Vuijlsteke

28.04.2024

___________________________________________

Deze reeks loopt tot aan het internationaal fietscongres Velo-city  half juni 2024.  Alle bijdragen aan deze reeks staan hier mooi onder elkaar.

Eén gedachte over “Zwanger van een fietsstad? (33): Michel Vuijlsteke”

  1. Schitterende bijdrage, die fietservaring en realiteitszin combineert, zonder gemakshalve te grijpen naar het vijandbeeld! Het zijn weinigen gegeven om het debat zo sereen te voeren.

Plaats een reactie