Tingtingting

20apr17, Vlaanderenstraat

Heel lang geleden zei het verkeersreglement:

Art. 15. Wanneer een spoor in de openbare weg aangelegd is, of deze gelijkgronds kruist, moet elke weggebruiker de doorgang vrijlaten voor het daarop rijdend spoorvoertuig; daartoe moet hij het spoor vrijmaken, er zich zodra mogelijk van verwijderen en, zonodig, stoppen.

Daarmee was het duidelijk: als er een tram aankwam moest je je uit de voeten maken. Daar zijn processen over gevoerd. Dat heeft tot een aantal vonnissen geleid die bevestigen dat de tekst wel degelijk zegt wat hij zegt. Als je, bijvoorbeeld, door de Nederkouter reed met de auto en er kwam een tram achter je aan dan mocht je niet voorbij een lege parkeerplaats rijden: neen, je moest daarin rijden en wachten tot de tram voorbij is. Kwam je aan een zijstraat moest je ook uitwijken naar die zijstraat, ook al wou je eigenlijk rechtdoor. Je moest uitwijken en desnoods stilstaan om voertuigen op rails door te laten, om maar eens een nog oudere versie van het reglement te citeren. Voor een fietser betekende dat dat je je desnoods op het voetpad moest begeven. Daarmee werd een tram eigenlijk behandeld zoals een prioritair voertuig, zoals een brandweerwagen, met werkende sirene. Immers, daarvoor moet je onmiddellijk de doorgang vrijmaken en voorrang verlenen; zo nodig moet [je] stoppen. Niet toevallig is de formulering voor prioritaire voertuigen bijna hetzelfde als die voor een tram.

20apr17, Vlaanderenstraat

Dat vond men toch wel een beetje overdreven. Een tram voorrang geven, oké, maar het was nu ook weer niet de bedoeling dat de passage van een tram het verkeer lamlegt, zoals bij een ambulance of een politiewagen met een dringende opdracht.

Dus heeft men in een latere versie van het verkeersreglement die verplichting ingeperkt. Nu staat er:

Art. 12.1. Elke weggebruiker moet voorrang verlenen aan de spoorvoertuigen; daartoe moet hij zich zo snel mogelijk van de sporen verwijderen.

20apr17, Graaf Van Vlaanderenstraat

Voorrang geven betekent volgens Van Dale (editie 1984) een ander voertuig (dat uit een andere richting komt) het eerst [laten] passeren. Een tram die achter je komt, komt niet uit een andere richting. Alleen als je de sporen kruist heb je een andere richting en kan je voorrang geven: dat moet je dan ook. Om dat te doen moet je je ook van de sporen verwijderen. Stel dat je als automobilist of als fietser bijvoorbeeld linksaf wil in een straat met een tramspoor in het midden. Dan mag je niet op het tramspoor gaan staan om auto’s en fietsers uit tegenrichting voor te laten, want dan kan je een aankomende tram geen voorrang meer geven. Maar er is geen sprake meer dat je het spoor in de openbare weg aangelegd noet vrijmaken als er een tram achter je komt.

Waarom is het relevant om een wijziging van het verkeersreglement van heel lang geleden onder het stof uit te halen? Wel, er is iets eigenaardigs mee aan de hand. Om de ene of andere reden schijnen personeelsleden van De Lijn (en sommige, maar niet alle, leden van het politiecorps) ervan uit te gaan dat de nieuwe versie geldt voor automobilisten, maar de oude voor fietsers. Niemand eist nog dat autobestuurders in de Nederkouter halsoverkop de straat vrijmaken, maar er wordt nog wel van fietsers verwacht dat ze het trottoir op vluchten. Voor fietsers verwijst men naar de oude toestand, inclusief de oude rechterlijke uitspraken, voor automobilisten niet.

20apr17, Vlaanderenstraat

De menselijke geest is ondoorgrondelijk, maar het creëert echt wel een probleem. Zo nu en dan hoor je berichten over aggressieve tramschauffeurs. Je kan je het wel voorstellen: vlak achter een fietser gaan rijden en continu bellen. Dat is niet alleen enerverend, maar ook gevaarlijk. Fiets en tramsporen, het gaat al niet goed samen, zeker niet als er ook nog kasseien in het spel zijn. Als een fietser uit zenuwachtigheid, omdat hij wordt opgejaagd, een fout begaat dan kunnen de gevolgen niet te overzien zijn. Je wil je echt niet voorstellen wat er gebeurt als een fietser valt over de tramsporen terwijl er vlak achter hem een voertuig van 56 ton aankomt. Als de politie dan, zoals recent nog op de sociale media, flagrant verkeerde informatie verspreidt die aangeeft dat de fietser in fout is en zo olie op het vuur gooit, dan is het echt wel nodig dat ze die flaters (het was niet de eerste keer) goedmaakt. Niet door alleen maar te zwijgen, maar door de feiten duidelijk te stellen. Namelijk dat het verkeersreglement veranderd is. Lang geleden.

50-50: hoe onrechtvaardig

In de commentaren op deze blog is de voorrang de laatste tijd een belangrijk onderwerp gebleken. Daarbij werd niet zelden heel wat onzin gespuid. Tijd dus om een beetje uitleg te geven en wel over het volgende probleem: je rijdt als fietser op straat A, komt aan een wegkruising met een straat B en moet rechtdoor. Heb je ja dan neen voorrang op een automobilist die van achter je komt en die rechtsaf slaat?

In principe is het eenvoudig. Er zijn twee mogelijkheden:

  1. Je rijdt gewoon rechtdoor. Dus heb je voorrang op de achteropkomende auto. Of je voorrang hebt op verkeer uit straat B hangt af van de verkeerstekens, maar achterop komend verkeer moet jou voor laten gaan. Het heeft daarbij geen belang of je op een fietspad rijdt, of dat fietspad doorloopt op het kruispunt, of er voorrangsborden staan of wat dan ook: die aanduidingen geven aan of je voorrang hebt op verkeer uit straat B, niet op achteropkomende wagens.
  2. Je slaat rechtsaf, rijdt een eindje straat B in en steekt dan straat B over. Dat oversteken is een manoeuvre. Daardoor ben je alle voorrang kwijt op alle andere verkeer, ook op de wagens die achter je uit straat A kwamen.

Goed. Tot nu toe is het simpel. Maar er is een grensgebied: hoe ver moet je van de rechte lijn afwijken om van geval (1) over te gaan naar geval (2)?

Als er een fietspad is kan het nuttig zijn om dit een beetje te laten uitbuigen naar rechts, zodat bijvoorbeeld een auto die moet wachten de fietsers niet hindert. Het Vademecum Fietsvoorzieningen spreekt van een uitbuiging van ‘een zestal meter’ zonder dat daardoor de fietser zijn voorrang verliest: het Vademecum vindt dat we daarmee in geval (1) blijven, of het fietspad nu doorloopt op het kruispunt (fietser heeft dan ook voorrang op verkeer uit B) of niet (bijvoorbeeld bij voorrang van rechts).

Als die uitbuiging echt groot is (de lengte van een vrachtwagen) gaan we naar geval (2). Het Vademecum zegt dat dat zeer uitzonderlijk is (dit staat in de tekst ook in vetjes) en dat dan ook heel duidelijk moet worden aangegeven, door een voorrangsbord, haaientanden en een oversteekmarkering met vierkante blokjes.

Gevallen (1) en (2) zijn in principe duidelijk. Iedereen die een beetje het verkeersreglement kent kan ze duidelijk herkennen. Bij een gebeurlijk ongeval is het duidelijk wie in fout is en die partij draagt de verantwoordelijkheid en de kosten.

Nu blijkt dat in een aantal gevallen een 50-50-regel gebruikt wordt: beide partijen zijn gedeeltelijk verantwoordelijk. Niet in geval (1) dus. ook niet in geval (2). Wanneer dan wel? Om het simpel te zeggen: als het niet duidelijk is of we geval (1) of geval (2) hebben.

In een aantal gevallen wil de wegbeheerder absoluut dat achteropkomende auto’s die rechtsaf slaan voorrang hebben op rechtdoor rijdende fietsers. Daarom voeren ze de fictie in dat we in geval (2) zitten terwijl we eigenlijk geval (1) hebben. Resultaat: verwarring alom. Deze regeling is dan ook zeer gevaarlijk: niemand weet echt wie er voorrang heeft. Zelfs ik (die het verkeersreglement uitstekend ken) kom in situaties waar ik weet dat ik geen voorrang heb, maar toch niet al te lang wacht omdat anders de automobilist, die eigenlijk voorrang heeft maar toch staat te wachten, ongeduldig wordt (zo van `rijd nu eens eindelijk door!’). Dit is onder andere vaak het geval op de volgende plaats aan de Dampoort.

23mei12, 8u23, Dampoort

In veel gevallen is de bedoeling nog redelijk duidelijk. Hoewel de situatie op de Dampoort enigszins verwarrend is, kan ik me niet voorstellen dat bij een gebeurlijk ongeval een rechter de automobilist in het ongelijk zal stellen, tenzij onder speciale omstandigheden.

De grote boeman in al die verwarring is hier AWV, de administratie die gewestwegen beheert. Andere wegbeheerders kunnen ook wel eens uit de bocht gaan, maar AWV beheert erg veel potentiële conflictpunten. De filosofie van AWV wordt best samengevat door het motto `fietsers hebben hun plaats, maar ze mogen het normale verkeer niet hinderen’. Fietspaden, tunnels en bruggen, allemaal geen probleem, daar is een budget voor, maar fietsers moeten het `normale’ verkeer (lees: de auto’s) niet hinderen. Dat valt vooral op bij rondpunten. Vlot autoverkeer is alleen mogelijk als auto’s vlot van het rondpunt geraken en fietsers op het rondpunt zouden dit kunnen hinderen. Dus moeten fietsers uit de voorrang gehaald worden tegenover het autoverkeer dat het rondpunt verlaat. Dit kan alleen door de fictie in te voeren dat we in geval (2) zitten, terwijl alles lijkt te wijzen op situatie (1). Dat dit gevaarlijke conflicten oplevert kan AWV niet deren. Integendeel, met een niets ontziend cynisme gebruikt men de veiligheid van de fietser als argument om de fietser in gevaar te brengen.

Deze maatregelen maken de rotonde een pak veiliger voor de zwakke weggebruiker. Dit is een citaat van de website van AWV om de heraanleg van het rondpunt De Drie Sleutels te rechtvaardigen.

27dec15, Drie sleutels
27dec15, Drie sleutels

Doel was auto’s voorrang te geven en elke fietser kan u vertellen dat de situatie daar veel gevaarlijker is dan vroeger, lees er maar de commentaren bij de Fietsbult over de Drie Sleutels op na. Maar toch, de heraanleg gebeurde zogezegd voor de veiligheid van de fietser.

In veel gevallen is de bedoeling nog redelijk duidelijk. Hoewel de situatie op de Dampoort enigszins verwarrend is, kan ik me niet voorstellen dat bij een gebeurlijk ongeval een rechter de automobilist in het ongelijk zal stellen, tenzij onder speciale omstandigheden. Een oversteek met blokmarkering wijst op (2), een doorlopend fietspad is altijd situatie (1), zoals hier in Drongen:

12apr14,17u12, rondpunt Drongen
12apr14,17u12, rondpunt Drongen

(Merk op dat het fietspad hier vrij ver van de rijweg voor auto’s ligt. Toch is het zeker geval (1), want een fietspad maakt deel uit van een openbare weg, in dit geval het rondpunt, en dus rijdt de fietser rechtdoor. Overigens geeft het fietspad op zich ook voorrang voor verkeer uit straat B.)

Dat dit gedoe verwarrend is, is duidelijk. Ik heb ooit, bij wijze van steekproef, aan 10 automobilisten gevraagd in welk geval ze, bij rechtsafslaan, geen voorrang moesten geven aan rechtdoorrijdende fietsers. 0 ervan wisten het juiste antwoord.
De verwarring blijkt ook uit de gevallen waarbij de wegbeheerder zelf er niet aan uit geraakt. Terzijde: normaal wordt de signalisatie goedgekeurd door de verkeerspolitie. Als die, zoals in onderstaande voorbeelden, er zelf een soep van maakt, moet je niet vragen hoe duidelijk het is voor de normale weggebruiker. Wat dacht u van dit staaltje:

Keistraat, De Pinte (bron: Google Streetview)
Keistraat, De Pinte (bron: Google Streetview)?

De gemarkeerde oversteekplaats bewijst dat fietsers geen voorrang hebben, het bord en de haaientanden bewijzen dat fietsers wel voorrang hebben. Ook lichtelijk absurd is dit:

Bellestraat, Affligem (bron: Google Streetview)
Bellestraat, Affligem (bron: Google Streetview).

Het fietspad bewijst dat we in situatie (1) zitten, de blokmarkeringen dat we situatie (2) hebben.

Ik weet niet of bovenstaande rondpunten onder het beheer van AWV staan, maar recent is AWV begonnen met de probleemgevallen nog veel erger te maken. Men is namelijk begonnen met te doen alsof situatie (2) duidelijk aanwezig is ook als er geen oversteekmarkering is. Het motto lijkt te zijn: als er twijfel is dan heeft de fietser zeker geen voorrang. De Drie Sleutels is daar een voorbeeld van. Als we weer het Vademecum Fietsvoorzieningen erbij halen –verplichte kost voor AWV– dan zien we dat zowat alle regels die het Vademecum oplegt overtreden zijn. Om het simpel te zeggen: je kan het niet nog slechter doen, want dan is duidelijk dat de fietser wel voorrang heeft.

Hierdoor is de verwarring daar even groot als bij de absurditeiten van de twee laatste foto’s. Automobilisten die het rondpunt verlaten kunnen niet weten dat ze voorrang hebben: de fietsers rijden verder vlakbij het rondpunt met een uitstulping van minder dan zes meter, wat een indicatie is voor (1) en je mag als weggebruiker niet voortgaan op de signalisatie die voor anderen bedoeld is om te besluiten dat je zelf voorrang hebt.
Ik, toch erg goed thuis in de materie, heb er geen idee van wat een rechter daar zou beslissen bij een ongeval. Als de fietser door zijn familiale verzekering wordt verdedigd wordt hij zeker in het ongelijk gesteld, met een goede verdediging is alles mogelijk.

Het is in dit soort situaties dat verzekeringen de 50-50-regel toepassen. De situatie is onduidelijk, dus moet iedereen oppassen. Als er dan een ongeval gebeurt zijn eigenlijk beide partijen verantwoordelijk en worden de kosten gedeeld. Maar eigenlijk is er iets mis met die 50-50-regeling. Het ongeval wordt veroorzaakt door een fout van de wegbeheerder. Nu zijn verzekeringsmaatschappijen te lamlendig om een wegbeheerder voor de rechter te slepen en dus regelen ze het maar onderling. Op korte termijn is dat voordelig: zelfs als de verzekering schadevergoeding moet betalen is dat meestal goedkoper dan een gerechtelijke procedure. Op lange termijn is het zelfs voor de verzekeringen nadelig: de wegbeheerder blijft maar verder knoeien en dat veroorzaakt ongevallen. Maar het voornaamste slachtoffer is hier de weggebruiker. Fietser noch automobilist zijn gebaat bij gevaarlijke en verwarrende situaties, al zijn de consequenties voor de fietser meestal erger dan voor de automobilist. Dat is dan de ultieme onrechtvaardigheid: bij de 50-50-regeling gaat de schuldige vrijuit en betalen de slachtoffers.